Kortere processtukken: ‘Noodkreet over de onderfinanciering van de rechtspraak’
In civiele dagvaardingszaken en verzoekschriftprocedures gaat een limiet gaan gelden voor het aantal bladzijden van de memories, variërend van maximaal 15 tot maximaal 25 pagina’s. Dat maakte het Gerechtshof Amsterdam onlangs bekend in een nieuwsbrief van de afdeling civiel recht. De hoogleraren Bastiaan Kemp en Bas van Zelst – beiden ook advocaat – geven hun visie op deze stap.
Bastiaan Kemp
Bastiaan Kemp, advocaat bij Loyens & Loeff en hoogleraar Corporate Governance and Corporate Regulation aan de Universiteit van Maastricht
Was u bekend met dit voornemen? Ik was niet bekend met dit specifieke voornemen, maar was er wel van op de hoogte dat er binnen de rechterlijke macht wordt nagedacht over hoe de lengte van processtukken kan worden ingeperkt. Al in 2012 / 2013 heeft de rechtbank Arnhem een pilot gedaan met paginalimieten, waar toen overigens relatief veel verzet vanuit de advocatuur op kwam. Voor een effectieve regel is een goede dialoog tussen rechterlijke macht en advocatuur van belang.
'Nodeloos lang'
De limieten worden ingevoerd om de ‘alsmaar uitdijende omvang van de procesdossiers een halt toe te roepen’, aldus het Gerechtshof Amsterdam. ‘Door de steeds dikkere dossiers neemt de behandeltijd per zaak fors toe, wat zorgt voor druk op de doorlooptijden. Processtukken zijn vaak nodeloos lang en bevatten veel herhalingen. Processtukken die kernachtig zijn, zijn in het belang van een goede, zorgvuldige rechtspraak en dus van allen die daarbij betrokken zijn.’
Wat vindt u van dit voornemen? Ik begrijp dat wens van de hoven en denk dat deze ontwikkeling, mede gezien de werkdruk, onvermijdelijk was. Sommige andere landen, zoals de Verenigde Staten, kennen al vergaande regels rondom de omvang en vormgeving van processtukken. Veel zal afhangen van de verdere uitwerking in de procesreglementen. Paginalimieten bieden op zichzelf namelijk niet veel soelaas, je zal ook regels moeten opnemen over lettertype, regelafstand, et cetera. Een woordenlimiet is wellicht een beter alternatief. De vraag is verder wat de sanctie zal zijn op het overtreden van de regels; dat is nu nog onduidelijk.
Denkt u dat de uitzonderingsmogelijkheid voor complexe zaken voldoende soelaas biedt? Ook dit zal afhankelijk zijn van de uitwerking in de procesreglementen, maar ik denk dat raadsheren hiermee samen met partijen in specifieke dossiers goed uit de voeten moeten kunnen. Ook nu al worden in complexe zaken vaak gedetailleerde procesafspraken gemaakt tussen rechters en partijen. Ik denk dat paginalimieten daarvan wel steeds vaker onderdeel zullen worden. Het is hierbij van belang dat iedereen zich blijft realiseren dat er zaken zijn die vanwege hun complexiteit een aanzienlijk hogere limiet dan 25 pagina’s rechtvaardigen.
Bas van Zelst
Bas van Zelst, advocaat bij Van Doorne en hoogleraar Dispute Resolution & Arbitration aan Universiteit van Maastricht
Was u bekend met dit voornemen? Ik wist dat deze noodkreet over de onderfinanciering van de rechtspraak – want zo moet je het zien – er aan zat te komen. Anderhalf jaar geleden was er al een bijeenkomst over de materie van het Hof met grote advocatenkantoren. Die zaten daar omdat ze vaak werken aan grote en complexe zaken. Daarin worden vaak grotere stukken ingediend. Het Hof zocht daarover het gesprek, wat ik sterk vind.
Wat vindt u van dit voornemen? Ik heb er enerzijds begrip voor, maar ik vind anderzijds een maximaal aantal pagina’s niet meteen een goed idee. Je moet als advocaat nu eenmaal alles aankaarten dat mogelijk van belang kan zijn bij de beslissing die de rechter moet nemen, zeker bij het hof. Dat ligt aan ons grievenstelsel: alles in de rechtbankuitspraak waar je bij het hof niet over piept, is klaar. Dus ga je als advocaat voor alle mogelijke ankers liggen. Dat mondt soms ook uit in juridische betweterij. Dat is niet altijd nodig. Het gaat vaak ook over de feiten, en niet zozeer over het recht.
Wat zijn mogelijke andere oplossingen? Ik kan mij voorstellen dat de procedure anders wordt ingericht om te zorgen dat processtukken korter kunnen blijven. Dat rechters bijvoorbeeld in de schriftelijke voorbereiding aangeven waar wat hun betreft de springende punten liggen. Dan kun je als advocaat gerichter – en dus korter – te werk gaan. Of dat je advocaten alsnog in de gelegenheid stelt om te reageren op iets dat ze eerder onbesproken hebben gelaten, terwijl het – volgens de rechter – wel van belang is.’