Hoge Raad: het verschoningsrecht is ook een belang van de advocaat zelf
De stelling van de Staat dat het verschoningsrecht niet strekt ter bescherming van het eigen belang van de advocaat is onjuist, aldus de Hoge Raad in een uitspraak van 19 februari in de zaak over vermogensbeheerder Box. Advocaten kunnen zelfstandig optreden tegen schending van het verschoningsrecht, omdat die schending ‘hem belemmert bij de uitoefening van zijn werkzaamheden als advocaat’.
In 2013 stelt het Functioneel Parket een strafrechtelijk onderzoek in naar twee vermogensbeheerders – waaronder Box – en hun bestuurders. Ze zouden zich schuldig hebben gemaakt aan ‘het vermoedelijk plegen van valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen’. Onder de klanten van Box bevinden zich het Koninklijk Huis, telgen van warenhuisfamilie Vroom en Dreesmann en voormalig World Online-topvrouw Nina Storms.
In het kader van het onderzoek neemt de FIOD e-mailverkeer van de verdachten in beslag. De FIOD neemt ook stukken in beslag bij een accountantskantoor dat was ingeschakeld door de advocaten van de verdachten. Bij het ‘uitgrijzen’ van alle data gaat vervolgens van alles mis, waardoor Geprivilegieerde Gegevens (GG) toch in de dossiers en bij de rechercheurs terechtkomen.
Het is het begin van een enorme reeks rechts- en tuchtzaken over de reikwijdte van het verschoningsrecht van advocaten, en het afgeleide verschoningsrecht van accountants. Met de uitspraak van de Hoge Raad lijkt het punt van het verschoningsrecht van advocaten definitief beslecht.
Fundamenteel belang
De Staat voert telkens aan dat schending van het verschoningsrecht van een advocaat ‘geen aantasting oplevert van een eigen recht van de advocaat omdat het verschoningsrecht niet ter bescherming strekt van het eigen belang van de advocaat, dat de advocaten daarom geen vordering toekomt wegens die schending (…)’. Achterliggende gedachte is dat het verschoningsrecht dient ter bescherming van de belangen van de cliënt van de advocaat.
‘Een advocaat kan dan ook ter zake van een schending van het verschoningsrecht vorderingen instellen, in het bijzonder op grond van onrechtmatige daad’
• Hoge Raad
De Hoge Raad maakt er korte metten mee. ‘Het hof heeft met juistheid geoordeeld dat het verschoningsrecht van de advocaat – dat van fundamenteel belang is voor een goede rechtsbedeling – mede geldt opdat hij zijn taak als advocaat naar behoren kan vervullen. Een advocaat kan dan ook ter zake van een schending van het verschoningsrecht vorderingen instellen, in het bijzonder op grond van onrechtmatige daad, zoals een vordering tot het uitspreken van een verklaring voor recht omtrent de omvang van de schending, tot een verbod op verdere schendingen en tot vergoeding van schade.’
Opmerking verdient volgens het hoogste rechtscollege dat deze vorderingen de advocaat niet toekomen ten behoeve van zijn cliënt. 'Voor zover de belangen van laatstgenoemde worden getroffen door de schending van het verschoningsrecht, zal deze daartegen zelf in rechte moeten opkomen. Dit heeft het hof echter niet miskend.'